Leverbot
Chronische leverbot infectie komt het meeste voor en kenmerkt zich door een langzame vermagering. De dieren zijn traag, hebben bleke slijmvliezen en een grauwe vacht. Drachtige dieren kunnen verwerpen en uiteindelijk sterven de dieren aan bloedarmoede en uitputting. Acute leverbotinfectie lijdt vaak tot plotselinge sterfgevallen zonder voorafgaande ziekteverschijnselen of slechts een korte ziekteperiode. Bij dieren die kort ziek zijn geweest, ziet men vaak een gezwollen buik, traagheid en versnelde ademhaling.
Een leverbotbesmetting ontstaat doordat een volwassen bot eitjes legt die in de darmen terechtkomen en zo met de mest op het land terechtkomen. Bij voldoende vochtigheid en temperatuur komen trilhaarlarven uit deze eitjes. De trilhaarlarven dringen een slak binnen waarna ze zich na enkele maanden ontwikkelen tot staartlarve. Deze hechten zich vast aan gras of planten, waar zij zich ontwikkelen tot cysten. Hier bevindt de besmetting plaats; het dier eet gras met de daaraan gehechte cysten. Uit de cysten komt opnieuw een larve. Deze larven dringen door de darmwand en bereiken via de buikholte de lever waar ze zich door het leverweefsel heen vreten.
Een leverbotbesmetting ontstaat doordat een volwassen bot eitjes legt die in de darmen terechtkomen en zo met de mest op het land terechtkomen. Bij voldoende vochtigheid en temperatuur komen trilhaarlarven uit deze eitjes. De trilhaarlarven dringen een slak binnen waarna ze zich na enkele maanden ontwikkelen tot staartlarve. Deze hechten zich vast aan gras of planten, waar zij zich ontwikkelen tot cysten. Hier bevindt de besmetting plaats; het dier eet gras met de daaraan gehechte cysten. Uit de cysten komt opnieuw een larve. Deze larven dringen door de darmwand en bereiken via de buikholte de lever waar ze zich door het leverweefsel heen vreten.
Leverbot is een parasiet die voor zijn ontwikkeling de leverbotslak nodig heeft. Leverboteieren worden door herkauwers uitgescheiden in de mest. Vervolgens moeten ze, via de leverbotslak als tussengastheer, ontwikkelen naar het besmettelijk stadium. Deze ontwikkeling vindt alleen plaats bij een temperatuur boven 10°C. Omdat deze ontwikkeling ongeveer drie maanden duurt, is de besmettingskans vooral in het najaar (september & oktober) groot.
Bij een ernstige besmetting worden schapen acuut ziek. Verschijnselen zijn: zwakte, bleke of bleekgele slijmvliezen, soms vochtophoping onder de kaaktakken (oedeem), buikpijn/koliek. Dit komt vooral voor in de herfst en de winter.
Bij een meer geleidelijke besmetting kan een meer chronisch beeld ontstaan. Daarbij zie je vermageren, slechte wol, soms ook oedeem en soms worden slappe of dode lammeren geboren.
Bij een meer geleidelijke besmetting kan een meer chronisch beeld ontstaan. Daarbij zie je vermageren, slechte wol, soms ook oedeem en soms worden slappe of dode lammeren geboren.
Om problemen door leverbot te voorkomen is het belangrijkste een goede afwatering van percelen. Vermijd in het najaar natte percelen. Behandeling helpt om de infectie te beheersen, overleg dat met ons. Afhankelijk van het weer zijn er tussen jaren grote verschillen in de besmettingsdruk. Let daarom op de leverbotprognose. (zie bijv. vakbladen of GD-website)