Gedrag
Voor een goed begrip van het gedrag van de hond is kennis van het gedrag van de voorvader van de hond, de wolf een vereiste. Karakteristiek voor de wolf is het leven in sociaal verband. Elk samenlevingsverband brengt een bepaald risico met zich mee, want er ontstaat immers concurrentie om de ranghoogste positie. Deze concurrentie kan zorgen voor conflicten. Communicatie en ritualisatie zijn in dit proces middelen waarmee agressie in minder riskante banen wordt geleid. Om de conflicten zoveel mogelijk te voorkomen, waardoor risico’s worden vermeden, bestaan er duidelijke dominantieverhoudingen tussen de dieren. Voor de hond geldt dit in het gemengde roedel van mensen en wolven eveneens.
Gedrag hond
De dominantieverhoudingen moeten aan elkaar worden gecommuniceerd en daarvoor staan honden een aantal mogelijkheden ter beschikking. Door middel van de lichaamshouding communiceert de hond zijn dominante of onderdanige positie.
- Hoge houding van de staart
- Omhoog staan van de oren
- Naar voren staande mondhoeken
- Hoge romp
- Lage houding van de staart
- Naar achteren staan van de oren
- Naar achteren staande mondhoeken
- Lage romp
Andere communicatiemiddelen waarmee motivatietoestanden kunnen worden weergegeven zijn:
- Vocalisaties
- Het al dan niet opzetten van de haren (borstelen)
- Tanden laten zien
- Verspreiding van geuren
- KijkgedragBewegingen van de staart
- Laten zien van de tong
Gedragssystemen
Er zijn een aantal gedragssystemen te onderscheiden:
- Gedrag
- Angst
- Spel
- Vriendschap
- Prooi
- Voortplanting
- Territoriaal
- Rust
- Zelfverzorging
- Over de snuit bijten
- Boven staan
- Poot op schoft leggen
- Over (in) de nek bijten
- Likken van de mondhoeken van een ander dier
- Op de rug gaan liggen
- Tongelen
- Pootje geven
Neonatale fase (leeftijd 0-2 weken)
Overgangsperiode (leeftijd 2-3 weken)
Socialisatieperiode (leeftijd 4-12 weken)
Angstperiode (leeftijd 3-6 maanden)
De leerprocessen die gedurende een gevoelige periode van langere duur optreden staan bekend als socialisatie. Tijdens de socialisatie leert de hond de kenmerken van levende wezens waar hij op dat moment min of meer mee omgaat. De gevolgen hiervan zijn dat de hond minder angst ontwikkelt voor die individuen. Tevens zal prooigedrag niet ontstaan naar de individuen waaraan hij is gesocialiseerd.
Rassen
Bij wolven bepaalt de natuur welke dieren met elkaar paren, bij huisdieren selecteert de mens. Door selectie op bepaalde eigenschappen zijn allerlei honden ontstaan die bijzonder geschikt waren voor bepaalde taken. Wanneer je deze dieren met elkaar kruist, zullen de nakomelingen net zo goed of nog beter zijn dan hun ouders. Ook zullen zij de lichaamsbouw krijgen die het beste past bij hun werk. Hierdoor worden de verschillen in uiterlijk, karakter en werkcapaciteit steeds groter en lijken ze steeds minder op de wolf.
De Nederlandse Kynologie is via haar overkoepelend orgaan, de Raad van Beheer op kynologisch gebied in Nederland, bij de FCI (Federation Cynologique Internationale) aangesloten en hanteert de rasgroepindeling van de FCI. Er worden 10 groepen onderscheiden:
- Herdershonden en veedrijvers
- Pinchers, Schnauzers, Molossers, Berg- en Sennenhonden
- Terriërs
- DashondenSpitzen en Oertypen
- Lopende honden en zweethonden
- Staande jachthonden
- Niet-staande jachthonden
- Gezelschapshonden
- Windhonden
Aanpak gedragsproblemen
Voor de bepaling van een juiste therapie zal eerst moeten worden uitgevonden om welk probleem het nu gaat. Er is tenslotte een totaal andere therapie nodig voor de behandeling van dominante agressie dan voor angstagressie. Het stellen van criteria van probleemgedrag is dus van groot belang alvorens een juiste diagnose gesteld kan worden en daarbij bij het verhelpen van dit gedrag.
Er zijn een aantal oorzaken aanwijsbaar, die uiteindelijk kunnen leiden tot probleemgedrag:
Angst/schrikachtigheidHoge reactieve prikkelbaarheidAgressie/bijtneiging
Hoewel fokdieren vanzelfsprekend vrij moeten zijn van (erfelijke) gezondheidsfouten, zijn de secundaire gevolgen zoals bijvoorbeeld agressief gedrag een reden te meer om hier bij het fokken rekening mee te houden. Niet alleen de erfelijke gezondheidsfouten kunnen leiden tot probleemgedrag ook door andere omstandigheden ontstane gezondheidsproblemen kunnen leiden tot afwijkend gedrag.
Daarnaast kan een combinatie hond/eigenaar ook tot problemen leiden door verschillen in lichaamsgrootte en al dan niet als gevolg daarvan extreme krachtsverschillen. Dot kan leiden tot een rangordeprobleem of een instabiele rangorde, waarbij niet duidelijk is voor de hond wie nu eigenlijk de roedelleider is.
Een hond die in zijn eerste levensmaanden slecht is gesocialiseerd, draagt daar zijn hele leven de gevolgen van mee. Dit leidt vaak tot gedragsproblemen die vaak helemaal niet, of slechts gedeeltelijk en met heel veel geduld en moeite, zijn op te lossen.
Fouten bij het conditioneren (het aan- en afleren) kunnen eveneens leiden tot gedragsproblemen. Bijvoorbeeld het troosten van de hond na een schrikreactie, waarmee het angstgedrag wordt beloond en dus versterkt. Een ander voorbeeld is het veel voorkomende verkeerde moment van timing voor het straffen en belonen van het gedrag. Inconsequentie (eerst belonen, dan straffen) leidt eveneens tot problemen.
Vooral in de angstfase zijn honden gevoelig voor het opdoen van een traumatische ervaring, hoewel deze gevoeligheid niet geheel is verdwenen op volwassen leeftijd. Een traumatische ervaring kan weer leiden tot een fobie, waardoor de hond niet of nauwelijks meer te trainen is onder de omstandigheden waaronder zich het trauma heeft gedaan.
Het overnemen van gedrag en gemoedstoestanden van anderen komt ook bij de hond voor. De hond kan bijvoorbeeld angstgedrag of agressief gedrag overnemen van de eigenaar. Het overnemen van gedrag of stemming zal niet voorkomen indien de hond dominant is over de eigenaar.
- Scheidingsangst
- Niet alleen kunnen zijn
- Rangordeprobleem
- Rangordeconflict
- Instabiele rangorde
- Competitieve agressie
- Angst(agressie)
- Dominant-onzeker
- Prooigedrag
- Hyperactiviteit
- Overactiviteit
- Dominante agressie
- Offensieve agressie
- Sociaal onzeker
- Eten van feces
- Eten van vreemde voorwerpen
- Eetproblemen (anorexia, vraatzucht)
- Onzindelijkheid
- Prooiagressie