Longworm

jongvee-buiten_160Longworminfecties worden vooral gezien bij jongvee in het eerste weideseizoen. De meeste problemen worden gezien in nazomer en herfst, maar soms ook al in juni.
De eerste symptomen van longworm bij jongvee zijn hoesten na opjagen. De dieren hebben een pijnlijke droge hoest. Bij het hoesten worden kop en hals naar voren gestrekt. Al snel ontstaat er conditieverlies en groeiachterstand. Meestal is de gehele koppel besmet. Uiteindelijk kan longworminfectie leiden tot sterfte.
De laatste jaren wordt longworm ook steeds meer bij volwassen vee gesignaleerd. Klachten bij volwassen vee zijn vooral hoesten en sterke melkproductiedaling.

Categorie-koeInfectie

Longwormen zijn parasieten die verschillende ontwikkelingsstadia doormaken. Vanuit eitjes ontwikkelen ze tot larven, waarna ze uitgroeien tot volwassen wormen. Deze stadia ontstaan tijdens een trektocht door het besmette rund (zie onderstaande afbeelding).
De trektocht begint wanneer het dier zich tijdens de weidegang besmet met longwormlarven. De larven worden via het gras opgenomen (1) en maken een trektocht door het lichaam, van de darmen (2) naar de longen (3). In de longen groeien zij uit tot volwasssen wormen (4). Volwassen wormen produceren duizenden eitjes (5). De eitjes worden opgehoest (6)en doorgeslikt (7). In het maagdarmkanaal komen de eitjes uit (8) en vervolgens komen de larven via de mest (9) in de weide terecht. Koppelgenoten worden vervolgens met deze larfjes besmet (10).
De cyclus van de opname van besmettelijk larfjes tot de uitscheiding van de nieuwe serie larfjes is ongeveer 3 tot 4 weken.
De eerste besmetting in het weideseizoen ontstaat via voorgaande beweiding met pinken of koeien. Soms ook door overwinterende larven.

Schade

  • Ernstige longontsteking
  • Conditieverlies
  • Groei-en ontwikkelingsachterstand
  • Sterfte
  • Melkproductiedaling

Behandeling

Voor de behandeling van longworm zijn meerdere middelen beschikbaar. Vaak wordt hiervoor een pour-on gebruikt op ivermectine of moxidectinebasis (Cydectin).

Preventie

Longworminfecties zijn onvoorspelbaar. Er is een grote variatie in besmettingsdruk. De besmettingsdruk is afhankelijk van bedrijfsfactoren als veedichtheid, beweidingsschema, ligging van de percelen en de wormhistorie. Daarnaast is het weer van invloed op het verloop van de weidebesmetting: per jaar verschilt de besmettingsdruk en daarmee het aantal uitbraken.
Door dieren voor de weidegang te vaccineren wordt er op natuurlijk wijze weerstand opgebouwd tegen longworm.
Door middel van vaccinatie via de bek wordt de natuurlijke besmettingsroute nagebootst zonder dat de dieren ziek worden. Bij normale weidegang is vaccinatie de basis voor levenslange bescherming. In tegenstelling tot vele preventieve behandelsystemen met langwerkende wormmiddelen staat vaccinatie wel een goede immuniteitsopbouw toe.

Vaccinatie longworm

  • Tweevoudige enting, met telkens 1 dosis per dier, met een interval van 4 weken.
  • De eerste enting kan vanaf de leeftijd van tenminste 6 weken gegeven worden.
  • Vanaf het moment van de eerste enting tot 10 dagen na de tweede enting mogen geen
    ontwormingsmiddelen in het dier aanwezig zijn die enige werkzaamheid tegen longworm bezitten.
  • Tot 2 weken na de 2e vaccinatie de dieren niet blootstellen aan een weidebesmetting.